Neen, ik ben niet de jongeman met donkere huidskleur die op de trein gevraagd wordt om een nieuw ticket te kopen, ook al heeft hij een geldig ticket op zak. Als hij weigert krijgt hij te horen ‘dat hij maar moet terugkeren naar Kinshasa als het hem hier niet bevalt’.
Neen, ik ben niet het moslimgezin met buggy en één kind aan de hand dat op het voetpad rakelings door een fietser wordt gepasseerd en tegelijkertijd wordt uitgekafferd voor ‘bruin volk’.
Neen, ik ben niet de moslimvriendin die op een oudercontact moet horen dat haar leerkracht tegen haar moeder zegt: “Waarom wil je dat je dochter studeert? Jullie belanden toch in de keuken.”
Neen, ik ben niet het geëngageerde meisje dat zich een dag inzet voor het goede doel en fier haar verhaal wil delen, zoals alle andere klasgenoten, in het klasalbum van de school en te horen krijgt dat haar verhaal niet kan worden gedeeld omdat ze een hoofddoek draagt. Een deuk in haar engagement.
Neen, ik ben niet de moslimvriendin die op een bus onheus wordt behandeld. Ze wijst de chauffeur vriendelijk op zijn onvriendelijkheid en krijgt meteen de boodschap ‘als ge wilt dan zet ik u zo buiten!’
Neen, ik ben niet de vrouw die door twee dronken mannen lastig gevallen wordt aan de kassa en ook nog wordt uitgescholden voor *kutmarokkaan*.
Neen, ik ben niet de geëngageerde vrijwilliger die bij haar aanstelling als voorzitster bij een grote jeugdwerkorganisatie wordt overladen met haatberichten van ‘draagt ze een bommengordel?’ tot ‘wat is die vod op haar hoofd.’
Neen, ik ben niemand van hen.
MAAR ik ken hen wel en ik zie de pijn die ze voelen, ik zie de kwetsuren die ze oplopen, ik zie de kansen die ze mislopen, ik zie hun zelfbeeld verzwakken, ik zie hun identiteit verkleinen.
Ik bied hen ondersteunende gesprekken. Als buurman, als vriend, gewoon als mens. Want dat is wat je nu éénmaal doet als je iemand ziet die gekwetst werd. Helpen en luisteren.
Toch merk ik dat ik als witte dertigjarige man nooit volledig kan begrijpen hoe dat moet zijn om zo een bagger over je heen te krijgen, om dagelijks geconfronteerd te worden met racisme, met uitsluiting, met verwensingen. Met die bagger die niet stopt op de straat maar online onverbiddelijk doorgaat op sociale media.
De hulp die ik wil bieden kent helaas grenzen.
Ze vergt veel mentale ruimte en zo een verhalen hakken er bij mij ook wel in. Ik ben daar letterlijk niet goed van: dat mensen dit soort zaken doen ten aanzien van een medemens doet ook mij pijn.
Maar mijn hulp is ook beperkt door wie ik ben en hoe ik ben opgegroeid. Dat is niet uit onwil of zo, wel omdat onze identiteiten verschillend gegroeid zijn: ik ben wit, ik ben een man, ik kreeg veel kansen en heb de eer om een mooie job te kunnen uitoefenen. Met andere woorden: Ik kan nooit echt voelen wat zij voelen.
Ik ben me daar heel goed van bewust en het is daarom zo nodig dat bovenstaande mensen op regelmatige basis terecht kunnen bij mensen die meer zoals ‘zijzelf zijn’. Waar ze zichzelf in anderen herkennen. Waar ze hun verhaal kunnen vertellen. Een veilige plek, een safe space, eentje onder gelijken.
Heel wat organisaties bieden net die safe places aan: gebaseerd op gelijkenissen van mensen, op overeenkomsten in hun verhaal of hun afkomst. Met als doel het versterken van die mensen én het versterken van hun verhaal zodat het beleid ook hun situatie verbetert. Politiserend werken heet dat. En dat betekent ook dat men zaken aankaart die niet kunnen: zoals discriminatie of maatregelen die mensen meer de dieperik in duwen.
Ze zorgen ervoor dat mensen sterker in het leven staan, dat hun belangen worden verdedigd, dat ze in contact komen met andere mensen, de taal leren, binnenkomen in het sociaal weefsel die onze samenleving rijk is.
Die organisaties zijn niets nieuws: vrouwenbewegingen, bewegingen rond geaardheid, jeugdbewegingen, doelgroepbewegingen of organisaties die zich verenigen rond een beroep of bijvoorbeeld de Vlaamse identiteit. Stuk voor stuk gelijkgezinden die zich verenigen en politiserend werken, dat doen we al jaren zo. We kennen ze allemaal en elke beweging heeft zaken gerealiseerd.
Onze beleidsmakers hebben de mond vol van een warm Vlaanderen. “Wij Vlamingen, zijn sociaal en zijn solidair met elkaar. We zijn trots op onze waarden en normen.”
Tegelijkertijd breekt de overheid net die organisaties af die daartoe bijdragen. Ze trekt zich terug uit Unia, viseert het Minderhedenforum, viseert organisaties die zich organiseren op basis van etnisch-culturele gelijkenissen, …
Men viseert net die organisaties die werken rond het versterken van mensen rond een bepaalde identiteit of afkomst of achtergrond. Diegene die er voor gaan om er voor te zorgen dat iedereen weer mee kan door hun beleid te bekritiseren. Die wil men kapot. Daar bestaan woorden voor: discrimineren, het zwijgen opleggen, revanche, afrekenen, … Koepels voor bedrijven, eigen ‘Vlaamsche’ organisaties, taalgroepen, boerenbewegingen, … die evenzeer kritiek spuien, blijven mooi buiten schot.
Dat N-VA dit doorvoert is begrijpelijk, alles wat vreemd is en niet past binnen de enge invulling van de Vlaamse identiteit, moet weg.
Maar het is onbegrijpelijk dat een CD&V hier in meegaat. Waarvoor staat die ‘C’ eigenlijk nog? Censuur?
En waarvoor staat die ‘open’ nu alweer in Open Vld? En het vrijwaren van mensen hun vrijheden, dat is toch iets liberaal? Niet?
Als men roept dat ‘De Vlaamse overheid enkel nog organisaties gaat subsidiëren die zich niet ‘terugplooien op etnisch-culturele afkomst’ en ‘polarisatie en segregatie in de hand werken’ dan hoop ik dat men bij zichzelf begint: want zijn zij het niet die die ‘polarisatie en segregatie’ net in de hand werken? En nogal hard bezig zijn met de Vlaamse cultuur en identiteit?
Bedoelen jullie niet gewoon dat jullie af willen van die ‘vervelende minderheden’?
Neen, ik ben niet die Vlaming.
Ik ben wel een mens die zich laat leiden door het mensenrechtenkader en door de vele warme praktijken die ik in onze samenleving zie. Diegene die ik dagelijks tegenkom: van Kelly die haar dakpannen schenkt aan onze verbouwing, van Hafsa die mij helpt bij het opstellen van een opiniestuk, van Sylvia, Ayla en Willy die op onze kat letten als we weg zijn, van Youssra die me een motiverende speech geeft wanneer ik me even niet goed voel, van Abdel die me helpt met receptietafels uit de auto halen, van Jan, Thibeau, Dries en Matice die ons helpen de oprit in te richten, van Don die me die schouderklop geeft wanneer ik die nodig heb, enzovoort.
Een mens die ziet dat onze samenleving heel wat verschillende mensen rijk is, gedragen en versterkt door een ondersteunend middenveld, dat ons leert samenleven, leert respect te hebben voor elkaar, leert dat we samen meer zijn dan alleen.
Merijn Van de Geuchte